vrijdag 6 juli 2012

Wat is er gebeurd na 21 mei?



Alles heeft een vervolg en hierna kort samengevat het vervolg van wat als een tocht begon en als een vakantie eindigt.
Sinds we met onze pelgrimage zijn gestopt, hebben we eigenlijk alleen nog maar contact gehad met de kinderen. Zij zijn dus volledig op de hoogte van het vervolg.



Nu voor iedereen “Wat is er daarna gebeurd?”

Hadden we aanvankelijk nog het idee een stuk terug te fietsen en dan de trein naar Nederland te nemen, hebben we dat heel snel laten varen.
Het weer werd er niet beter van, de toegankelijkheid van de Gites zou niet groter worden, het zou ook geen enkele invloed hebben op de kwaliteit van de campings, kortom een voortzetting van ellende.

Dinsdag 22 mei
Na een mooi ritje door het wijngebied van de St-Émilion, zijn we over de Dordogne naar Cadillac aan de Garonne gefietst.Hier werd ons besluit er mee op te houden bevestigd. Geen enkele camping in het gebied voor en om Cadillac was open.

We werden door het boekje van Sweermans naar een boerencamping in Loupiac verwezen.
Na een dag stevig fietsen met behoorlijk wat tegenwind, viel de klim naar de camping niet mee.
85 meter moesten we omhoog over een afstand van nog geen kilometer.
Op de camping was niets wat beschutting gaf tegen de wind en zelfs op de wc’s en in de douche stond of zat je in de wind. Het barste van de loslopende kippen en honden, maar eieren kon je niet kopen want ze waren nog niet aan de leg. Kortom we moesten het met honden en kippenstront doen en dat voor € 18,=
We hebben op 4 sterrencampings gestaan met verwarmd zwembad, eigen sanitaire en stroom voor minder geld.
Op woensdag 23 mei zijn we via Cadillac naar Cérons aan de overkant van de Garonne gegaan waar we door een allervriendelijkste vrouwelijke stationschef op de trein naar Bordeaux zijn gezet. Ze heeft ook tickets voor ons geregeld om de volgende dag met onze fietsen en bagage per TGV naar Parijs te reizen.
We parkeren onze fietsen in de lobby van een hotel naast het station en genieten de middag en avond van de heerlijke stad Bordeaux.



Donderdag morgen 24 mei in Bordeaux bespreken we de trein van Parijs naar Rotterdam. We vertrekken om 9 uur stipt op tijd om s’middags stipt op tijd om 13 uur in Parijs aan te komen. We fietsen vanaf Gare Montparnasse naar Boulogne Billancourt. De teller van onze fietsen staat op 1450 km




We worden traditioneel hartelijk ontvangen door Margriet en Daniel.

Omdat ze al meer gasten hebben, slapen we s’nacht op het fleurige vloerkleed in de kamer om s’morgens op vrijdag 25 mei om 6 uur op staan om met dag en dauw naar Rotterdam te vertrekken.
Thuis nemen Lisa en Yevgeny de B&B waar en hebben gasten. Wij verzamelen alle benodigde troep, gooien het in de VW Hilton en vertrekken, voor wat we voorlopig een reisje langs de Maas noemen.

We willen mooi weer en eerst veel rust.
In Batenburg, (wie weet waar het ligt mag het zeggen) belanden we op een piepkleine camping,het Kuyperke. Ruimte, rust en comfort. De zon schijnt weldadig.
We blijven er tot 28 mei 2e Pinksterdag en vertrekken dan naar Schin-op-Geul. We doen onderweg nog wel even op een volksfeest in Born.
We zijn allebei ooit eens in Valkenburg geweest en herinneren het ons als een “naaikransen-een-dagje-op-stap”plaatsje en dat is het ook nog steeds.
We hebben 2 dagen 2 prachtige wandelingen in de Limburgse heuvels gemaakt. Naast sportief is het ook een aanrader. Schitterende natuur, met onder andere een prachtige orchideeëntuin in het Gerendal, kasteel Schaloen in Oud-Valkenburg met een bijzondere kasteeltuin. Langs de snelstromende Geul staan tal van oude watermolens en natuurlijk de Brand brouwerij in Wijlre.




Leuk om eens te doen. Als op woensdag na Pinksteren, de heerlijke volkscamping zo’n beetje helemaal is leeg gestroomd, besluiten wij donderdag, het is dan inmiddels 31 mei, zuidwaards te trekken.
Even een stukkie door België en dan naar Luxemburg.
Bij St Vith gaan we van de snelweg af trekken wat door de binnenlanden van België en Luxemburg. Dit is niet schokkend.

Mieke zoekt en vindt een camping Toodler Millen bij Esch sur Sûre.
In dit stadje, wat een soort eiland in de rivier de Sûre is, doen we wat inkopen, nou ja we kopen een stuk vlees bij de slager.
Op de camping aan de Sûre zijn wij bijna de enige gasten. Van de “vrolijke”camping madame moeten we overal borg voor betalen en ondanks het feit dat we al een vermogen voor een staanplaats kwijt zijn, betalen we ook nog eens een 1 € voor iedere 2 minuten douchen. Veel van onze kinderen zouden er failliet aan zijn gegaan.

We vertrekken de volgende dag, vrijdag 1 juni, richting Echternach naar wat de Luxemburgers “Klein Zwitserland” noemen.
In larochette bezoeken we de gedeeltelijk gerestaureerde kasteelruïne. Mooi. Het spul lijkt me bijzonder geschikt om er eens een feest te vieren.


Vreemd is dat in dit dorp aan de Ernz Blanche, het grootste gedeelte van de bevolking niet Luxemburgs maar Portugees is ??
We weten nog niet wat met “Klein Zwitserland” wordt bedoeld als we aan komen op een prachtige Parkcamping in Consdorf. Vlak voor het dorp zien we in een sloot naast de weg een grote zwarte vogel staan met knal rode poten en snavel. “Een zwarte Ooievaar” roept Mieke. Ik zeg “Neem je moeder in de maling”. S’avonds heb ik uitgevonden dat de beesten bestaan en steeds veelvuldiger voorkomen in Oost België en Luxemburg. Dus…..

Voor zaterdag 2 juni hebben we een wandeling uitgezocht naar onder andere de spectaculaire grotten en rotsspleten, waar het gebied zo om bekend staat..
Dit gebied is net als de Eifel en uiteindelijk blijken alle gebieden waar we deze vakantie terecht komen, vulkanisch te zijn. Dus helle zachte rots.



Het is bizar te zien dat een ogenschijnlijk licht glooiend landschap heel scherp wordt doorsneden door een grillig diep rivierdal. Je ziet een strook bos liggen in de korenvelden en dat blijkt een vreemdvormig en rotsig rivierdal te zijn. Gorges zoals ze in Frankrijk worden genoemd
Een aanrader.
S’avonds begint het te regenen en de voorspellingen zijn niet goed.
We hebben zondagochtend na de koffie onze oprijblokken verwijderd de stroom afgesloten en zijn gaan rijden richting het zuiden.
Het zou toch maar niet een reisje langs de Maas worden.
De voorspellingen komen uit. Tot ver in Frankrijk is het weer dramatisch.
We zijn door Lyon richting Valence aan de Rhone, gereden. De hele dag in de stromende regen. Zo hadden we ook al eens gefietst. Heftig.

Tot zo’n beetje aan Lyon reden we op met allemaal Nederlandse auto’s vol behangen met fietsen.
Mieke kwam op het idee dat het wel eens iets te maken kon hebben met Alpe d’HuZes.
Een prestatie fietstocht met als doel geld op te halen om kanker beter te kunnen bestrijden. Alle deelnemers hebben wel iemand in de familie of vriendenkring, die aan kanker is overleden. (en dan volgt hier een gironummer……)
Bij navraag bleek dat ook zo te zijn.

Bij Livron-sur-Drôme zijn we van de A7 afgegaan en via le Pouzin in Saint-Julien-en-Saint-Alban aanbeland. Nog steeds hevig regenend.
We parkeren onze VW-Hilton tussen hoge heggen in de modder tegenover een VW-Hilton van een ander Nederlands echtpaar.



Door de regen stonden we daar samen knus in de modder. Maar het weer zou beter worden.
Toen ik de luifel eens een keer wilde opzetten, dan kon ik droog koken, bleek ik of de verkeerde luifel met de juiste stokken of de juiste luifel met de verkeerde stokken te hebben meegenomen.
Je bent weer lekker in vorm Noordermeer.

Maandag 4 juni klaart het weer inderdaad op en gaan we s’middags maar eens een flinke wandeling maken Uiteindelijk is de laatste week in Limburg en ook in Luxemburg gebleken dat de knieën niets te lijden hebben gehad van het fietsen, sterker, ze kunnen beduidend meer hebben.
We klimmen vandaag ongeveer 300 meter en komen langs een paar beeldschone villa’s in Saint-Alban die genoeglijk tegen de berg liggen aangeplakt. Een ruïne, wat het doel moest zijn van de wandeling, werd niet aangetroffen.

Dinsdag maken we een mooie tocht met de bus en helemaal tegen onze gewoonte in komen we weer op de zelfde camping terug. Een soort caravan-eigenaars gedrag.
We zijn op zoek gegaan naar een camping waar we jaren geleden met de kinderen een keer in het voorjaar zijn geweest. De camping lag in of bij les Ollières sur Eyrieux aan een rivier en er zaten toen Bevers. Vanuit Privas, waar géén markt was, reed ik er recht naartoe en zo het weggetje naar beneden af naar de camping. Le Chambourlas bij het gehucht Le Chambon de Bavas.


Bevers waren er niet meer, de Nederandse eigenaren waren er ook niet meer en er zaten nu veel oorwurmen. We besloten niet naar deze camping te gaan.
We hebben een indrukwekkende trip gemaakt door het zogenaamde Parc Naturel Régional des Monts d’Ardèche.
Langs de rivier de Eyrieux, waar ooit een spoorlijn heeft gelopen, die nu dienst doet als fietspad. (TIP niet zwaar wel mooi.)
Bij St Martin de Valamas draaien we de D237 op richting Le Gerbier de Jonc, een stevige berg, en komen gelijk in de route van het Critérium du Dauphiné 2012, een stevige wielerronde in dit gebied. Overal staan nog de afzettinghekken, maar later blijkt het peloton allang voorbij te zijn.
Het is een schitterende omgeving met schilderachtige dorpjes. Fietsen zal hier een stuk lastiger zijn. Langs de weg wordt met borden de lengte van het nog te klimmen stuk per kilometer aangegeven samen met het stijgingspercentage.

We passeren uiteindelijk toppen tot 1500/1600 meter waarop het uitzicht bijzonder is omdat je tot ver over het Rhonedal kijkt naar bergen als Alp d’Huez.
Via Privas zijn we terug gegaan naar de camping, maar hebben gelijk besloten dit soort expedities weer als vanouds te doen. Gewoon je huis inpakken en door trekken.
Op woensdagochtend 6 juni zijn we vroeg uit Saint-Julien-en-Saint-Alban vertrokken en hebben eerst nog een bezoekje aan de nu wél open zijnde markt in Privat gebracht.
We proberen bij de eerste de beste Pharmacie die we tegenkomen nog een paar blaastests te kopen omdat dat vanaf 1 juni verplicht schijnt te zijn, maar die verplichting gaat pas in op 1 juli dus lopen we geen risico’s van erg hoge boetes.


We kiezen voor een toeristische route naar Vallon-Pont-d’Arc over Freyssenet,
St-Gineis-de-Coiron, waar we Les Balmes de Montbrun bezoeken ( dit zijn de restanten van een in de rots uitgehakt dorp) en Villeneuve de Berg.
We stoppen natuurlijk in Saint Maurice d'Ibie, een schilderachtig stadje met zijn prachtige doorkijkjes en natuurlijk de stokoude Romaanse kerk. Een prachtig opgeknapt dorp, wat geniet van wat toeristische belangstelling. We lunchen hier bij de kerk op een bankje.














Als we in Vallon-Pont-d’Arc aankomen worden we natuurlijk gelijk overvallen door de herrie makende reclame borden langs de weg. Het is geen slecht weer dus gaan we naar de rivier en bewonderen het resultaat van het spel tussen het water van de rivier en de zachte vulkanische rots.
Het is druk op de weg en in het water. Ik voel er niet veel voor om op een 4 sterrencamping aan de rivier voor € 48,= naast een zwembad en een discotheek te gaan staan om te overnachten, maar de kano-campings kwamen mij nu ook niet zo leuk over. We klimmen naar het dorp St-Martin waar we op een fraaie en rustige camping met zwembad en schitterend uitzicht voor nog geen € 20,= slapen.
Donderdag morgen 7 juni wordt het bestelde stokbrood keurig bij de camper bezorgd.
We gaan verder naar het zuiden. We kopen in Barjac, wat een heel leuk en mooi stadje is, wat lekkere broodjes.
De route die wij kiezen gaat over een stuk redelijk vlak en saai land, maar vergis je niet. Als je wat meer naar het oosten gaat kom je in een gigantisch bosachtig gebied terecht waarin de rivier de Cèze stroomt met zijn prachtige Gorges. Het is hier net als later in de Tarne veel minder druk en veel minder herrieachtig als bij de Ardesch.
Zowel de Tarne als de Cèze behoren tot de aanraders voor een vakantie in Frankrijk.
In Alès, waar we naartoe rijden om lekker goedkoop bij een Supermarché te kunnen tanken worden we door de verkeersborden alle kanten opgestuurd, maar uiteindelijk vinden we het.
We willen vanuit Alès het Parc National des Cévennes doortrekken naar Florac aan de Tarn.
Tot aan Grand-Combe volgen we de N106 en slaan daar af naar la Forêt Domaniale du Rouvergue. Een prachtig gebied met een mijnbouw geschiedenis. Er moeten dus heel lang geleden ook al wat bossen hebben gestaan.
Bij Chateau de Portes, wat staat op een verlaten en dus “uitgegraven” kolenmijn en daardoor verzakt, eten we wat. De bewolking komt steeds lager wat natuurlijk mooie plaatjes van het kasteel oplevert maar weinig goeds voorspeld voor de rest van de weg. Zo’n kasteel ziet er dan gelijk erg Schots uit. Vooruit dan maar.



Vroeger zijn we hier wel eens het bos in gegaan met de kinderen om fossielen te zoeken en in overvloed te vinden.
We kiezen voor het vervolg van de weg de D52 die op enig moment over gaat in de D35 en uiteindelijk D998 tot Florac wordt. Wij krijgen er echter niet zoveel van mee. We rijden lang in de wolken met vrijwel geen zicht. Alles wat ik aan licht heb aan de VW gaat aan. Het is vooral zaak gezien te worden. We klimmen tot ruim 1100 meter hoogte. Op het hoogste punt komt de D998 erbij en gaan we langzaam afdalen Enkele kilometers voor Le Pont-de-Montvert, waar de afdaling naar de Tarn begint, werden we vanuit de dichte mist door een cordon Gendarmerie opgewacht. Ze waren op zoek naar wapens en drugs. Wij hadden niets. Ze waren weinig succesvol. Ik was de derde klant die dag.
S’morgens overigens is mijn bril gesneuveld onder de klep van Mieke’s kledingkast.
Mijn reservebril heb ik s’middags gemold door hem recht te buigen. Daar kon het ouwetje niet meer tegen.
Langs de Tarn gaan we na Florac een camping zoeken. We komen over bruggetje in Castelbouc terecht, maar vinden daar geen camping. Als ik terug ga over het bruggetje, staat een arrogante sergeant, net als op de heenweg de weg te blokkeren, als ik niet stop maar hem gedeeltelijk door de berm rakelings passeer, dreigt de bus in het losse grind weg te zakken.



Ik red mijn gezicht door de bus heftig slippend de weg weer op te trekken. Ik zorg er voor dat de sergeant een grind bombardement krijgt van mijn slippende wielen.
Castelbouc overigens is een schilderachtig dorp tegen de rotswanden van de Tarn geplakt.
Later vinden we meer van dit soort dorpjes, vaak alleen bereikbaar met een roeibootje en voor bevoorrading afhankelijk van een kabelbaantje.

We gaan terug naar Florac om te kijken of mijn bril er gemaakt kon worden.
Een uitstekende opticien klaart het klusje in 10 minuten.
We drinken er een goed glas op in Florac, wat een echt leuk stadje is met leuke winkeltjes met lokale producten en gezellige terrasjes en kroegen.
We hebben ons later gemeld op al weer zo’n heel rustige camping: del Ron.
Er breekt s’avondseen noodweer los, het deert ons niet.

Als ik later op de avond in de buurt van de receptie onder een afdak probeer digitaal contact te zoeken met de rest van de wereld, wandelt Mieke langs de Tarn en komt oog in oog te staan met drie Bevers. Twee grote volwassen Bevers en een jong. Ik zie ze niet meer als ik terug kom. S’nacht schrikt Mieke wakker van een schot. De bus moet op slot. Misschien toch een wraaklustig sergeant.

Het was me het dagje wel.

Op vrijdag 8 juni verplaatsen we de bus fysiek van Quézac (eigenlijk Castelbouc) naar les Vignes. Dat zijn nog geen 40 kilometers. Maar er is op dat kleine stukje Frankrijk zoveel te zien.




We gaan eerst naar Sainte-Enimie. Het is een te toeristisch stadje geworden met te veel souvenirwinkeltjes direct langs de doorlopende weg langs de Tarn, maar achter die façade staan alle huizen aan de authentieke straatjes en het puntgave echt oud Romaanse kerkje er schitterend bij. De plaats heeft een redelijk regio functie er is dan ook in de resten van de verwoeste Benedictijner abdij een middelbare school gevestigd. Tegenover het stadje hangt tegen de rotswand Ermitage de Sainte Enimie geplakt. Het is een kapel waar 1 keer per jaar in processie naar toe wordt gelopen.

We snuffelen het hele dorp/stadje door en drinken koffie aan de rivier.



Als we verder rijden komen we in Saint-Chély-du-Tarn, het hoort bij gemeente Sainte-Enimie en is nog mooier.



Het ligt aan de andere kant van de Tarn en je moet er over een hele smalle boogbrug met de auto naar toe.

Dwars door het dorp, onder de huizen en natuurlijk langs een watermolen loopt een beek die vanonder een huis met een 10 meter hoge waterval de rivier instroomt.

Een hele oude kerk, een Mariakappeletje onder de rotsen, een paar aantrekkelijke Gites en een uitstekend restaurant maken het aantrekkelijk voor een vakantie. Vanuit het dorp kun je alle kanten uit wandelen, via de rivier kun je met een kano overal komen.



Wij lunchen er.

Opmerkelijk is een bosje honingraten met een compleet bijenvolkje tegen de kale rots aangeplakt. Zo iets heb ik nog nooit gezien.



Langs een bastaard hotel/kasteel Chateau de la Caze en het wel authentieke en heel erg mooie Hauterives komen we door la Malène, waar ook een hotel is gevestigd in een oud kasteel, maar dit is een oud kasteel.
Als we aankomen van waar het zogenaamde Point Sublime te belopen moet zijn, parkeren we bus en gaan op stap. Onderweg moet ook nog een snackbar staan.



We lopen niet helemaal naar boven, zien geen snackbar, maar genieten van alle mooie vergezichten. We worden verrast door twee straaljagers, die op hun kant, omdat we in een bocht van de rivier klimmen, tussen de twee rotswanden door vliegen. We schikken ons echt te barsten. Wat een herrie en wat een risico.
Omdat het weer dreigend is besluiten we niet een bui in de klim af te wachten en gaan terug. We hebben, dat hebben we later uitgezocht, circa 400 meter in een uur geklommen. Met onze conditie is nog steeds niets aan de hand.
We rijden weer verder en komen uiteindelijk langs een stuk behoorlijk overhangende rots. Op deze rotsen wordt via allerlei soorten moeilijke routes free-style geklommen.



We missen een stuk rots wat het profiel schijnt te hebben van het hoofd van Jezus.

Als we in les Vignes aankomen zien we een verkeersbord dat verwijst naar Point Sublime. We rijden er naartoe. Er is inderdaad een snackbar en we waren er wandelend misschien maar 100 meter vandaan. We nemen dan toch maar ons ijsje.

Terug in les Vignes doen we de noodzakelijkste inkopen en trekken in in een sportcamping aan de Tarn.


Een hele mooie Gite

Zaterdag 9 juni langzaam beginnen we aan teruggaan te denken.
We reizen vandaag van Les Vignes aan de Tarn naar St-Geniez-d’Olt aan de Lot.
Omdat we niet zo ver van Millau af zullen komen, besluiten we nog maar eens naar de brug
te gaan kijken.
We rijden eerst naar le Rozier Peyreleau om te pinnen, wat uiteindelijk niet kon, maar we
ontdekten wel dat wij vroeger met de kinderen hier op een camping hebben gestaan. Er zijn geen gorges meer en je kunt rustig in rivier zwemmen. Op de camping kon je les krijgen in free-style klimmen.
We kopen onderweg kersen en wijn en zien weer een heel ander landschap.
In Millau doen we inkopen in een knots van een E. LECLERC bijna onder de brug.



We gaan natuurlijk naar het bezoekerscentrum en kijken naar het filmpje over de bouw.
Het waren toch wel de oude mannen met de meeste ervaring, die zo’n staaltje vakmanschap hebben afgeleverd.


We rijden niet door het spannendste deel van Frankrijk, maar wel over een hoog deel van Frankrijk naar St-Geniez-d’Olt. Opvallend is dat de weg die we nemen over een lengte van 50 km vrijwel paralel loopt met een spoorlijn. Dat ding, die spoorlijn, ligt dus ook knap hoog, op ongeveer 800 meter boven NPP (Normaal Parijs Peil).

We staan in St-Geniez-d’Olt op de meest luxe campings van deze tochten met eigen sanitaire, een zwembad en een restaurant, voor een habbekrats.
Zondag 10 juni vertrekken we vroeg. De weervoorspellingen worden steeds slechter, maar we zoeken toch een leuke route uit richting Mauriac.
Onze eerste stop maken we in Sainte-Eulalie-d'Olt, een mooi dorp met allerlei grappige details als onderdeel van het opknappen van de huizen. Er staat ook een kerk waarbij je van buiten niet herkent hoe het er binnen uit ziet en omgekeerd. Natuurlijk is het van oorsprong een Romaanse kerk.





Er zijn in Frankrijk in de 11e tot de 13e eeuw vreselijk veel kerken gebouwd, die in de loop der eeuwen eens niet verwoest zijn, vooral in de gebieden waar wij nu hebben gereisd.
In het noorden is nog al huis gehouden tijdens de eerste en tweede wereldoorlog
De kade langs de Lot staat onder water. Het vele slechte weer is toch herkenbaar.

We rijden verder nog een stuk langs de Lot en gaan een kijkje nemen bij een paar stuwmeren onder andere Lac-Castelnau-Mandailles. We komen er niet helemaal uit waar het water het meer weer moet verlaten. We rijden door naar Saint-Côme-d’Olt, waar het markt was, nou ja marktje.

Saint-Côme d'Olt is een veelbezochte etappeplaats langs de bedevaartsweg naar Compostela. Het dorp ligt langs de route van le Puy (GR-65). Het gedeelte aan de voet van de Monts d'Aubrac, dat Saint-Côme d'Olt met Estaing verbindt (17 km), is door Unesco opgenomen als Werelderfgoed.
Dat hebben we dus gemist want ik ben de verkeerde kant opgereden op de D987.
We hebben ook de gedraaide spits op de bombastische Gotische kerk niet gezien.
We rijden op een weg die steeds hoger klimt tot uiteindelijk 1100 meter in Laguiole.
Daardoor zitten we veel in de mist en genieten dus niet van het uitzicht. We zoeken de D42, maar kunnen die maar lastig vinden. Na drie verkeerd rijden hebben we hem te pakken. Het is ook een weggetje van niks. Maar als we nog geen kilometer op de weg zitten staan voor Château de Bousquet een 14e eeuws kasteel wat bezocht kan worden en wat helemaal is ingericht met huisraad uit diezelfde eeuw. Maar niet op zondag en pas na 2 uur.
We vervolgen de weg, die steeds smaller lijkt te worden in een mist die steeds dikker wordt.
Auto’s kunnen elkaar ternauwernood passeren. Niet helemaal leuk. Gelukkig komen we niet veel tegen, maar er heeft een tijdje een dronken boer in een Fiat voor me gezeten. Een keer ben ik, in een bos, verrast door een tegenligger. Ik week iets te schielijk uit en vloog bijna van de weg. S’avonds haalde Mieke de plaggen uit mijn wielkasten.
Op enig moment kwamen we langs Ferme Auberge de la Méjanassère 12.
Lekker, zit er ook nog een goed lopend restaurant op dat weggetje.
In Entraygues-sur-Truyère, ja zo heette dat dorp, zijn we gewoon een groene weg op gegaan.
Aurillac en dan naar Mauriac. Inmiddels regent het en waait het en is het niet leuk meer.

Als we op een moment afslaan naar Salers, waar in heel Frankrijk reclame voor wordt gemaakt, zeikt het echt van de hemel. Salers is dus zo’n mooi historisch dorp wat je gezien moet hebben, ze fokken er vee wat je gegeten moet hebben en ze maken er kaas, die je op je brood wilt hebben. Wij keren om en gaan niet kijken.
In Mauriac parkeren wij op de camping onze Hilton vlak bij het toiletgebouw, zoveel mogelijk uit de wind, want je wilt toch wel koken ook zonder luifel.
We wisten het. Hoe verder naar het noorden, wordt het weer steeds slechter.
Op maandag 11 juni komen we op het idee om als we straks in Parijs zijn, wij onze gastheer en vrouw maar eens moeten trakteren op alle heerlijkheden, waarmee we min of meer steeds mee te maken hebben gehad op onze reizen. Dus moet er vlees mee uit Saters van de beroemde koeien..
Alle slagers in Mauriac, die het zouden verkopen, waren dicht. Bij de boeren, die het vlees direct aan de klanten verkopen was niemand thuis. Toen zijn we maar weer terug gegaan naar Salers. Salers was wel open en best de moeite waard om er rond te lopen en te kijken.




We kochten er kaas, vlees en lokale likeur “Gentiane”.
Uiteindelijk vertrokken we zo rond 2 uur uit de omgeving van Mauriac.
We zijn weer eens in Clermont-Ferrand geweest, waar nog steeds niets aan is.
Het enige mooie aan de stad is de naam. We rijden de vrijwel helemaal opengebroken stad door in de richting van Moulin en stoppen in Châtel-de-Neuvre op een typische doorreiscamping. Er komen en staan veel Nederlanders. De bruine Nederlanders zijn op weg naar huis en de witte Nederlands zijn op weg naar het zuiden.
We eten s’avonds op de camping lekker mosselen en maken voor de volgende dag het plan om rechtstreeks naar Versaille te rijden in plaats van naar Fontainebleau.

Dinsdag 12 juni vertrekken we toch eerst naar Moulin om de stad te bekijken en dat was het waard. We hebben er in een heerlijke BarTabac koffie gedronken met prachtig uitzicht op een Art Nouveau winkelpui.


Alie de Vos belt ons met de mededeling dat we niet te vinden waren. Ze had de mededeling dat Cora in het ziekhuis lag nadat ze van haar Blindedarm was verlost.
Later op de dag heeft Mieke met haar gebeld.
We nemen nadat we nog een stuk langs de Loire hebben gereden om wijn te kopen voornamelijk snelwegen richting noorden om niet helemaal tijdens de spits Parijs in te hoeven. We eten nog op een vrijwel verlaten parkeerterrein van een Supermarché die in een klein plaatsje stond, maar weinig klanten had.
Het valt ons op dat na de Rhone toch zeker de Loire de rivier is met de meeste kerncentrales.
In Versaille staan we op de duurste camping van onze reizen. We gaan s’avonds een wandelingetje maken door Versaille en drinken koffie in het restaurant van de camping.
Woensdag 13 juni
We hebben geen kaarten voor het paleis van Versaille in de voorverkoop gekocht, maar staan s’morgens wel in de verkeerde rij en moesten alsnog ergens kaartjes kopen.
Het viel allemaal wel mee we waren in een kwartier binnen.
Omdat we een passe partout hadden konden we in alle paleizen.



Het is wel een lekker dagje lopen en drentelen. We hebben naast het paleis en de schitterende kapel, die helemaal klaar is ook het Gran Trianon en het Petit Trianon bezocht met nog een stel bijgebouwen.



Het was prachtig weer dus waren de tuinen ook erg aantrekkelijk. Het is schitterend om te zien met welke eenvoudige bloemen alle perken zijn ingericht.
Nu heeft Mieke het paleis ook eens van binnen gezien. We hebben al te vaak in te lange rijen voor de deur gestaan. We hebben genoten.
Toen we naar Place du Marche in Versaille liepen wisten we niet dat de markt niet open was vandaag.
We wilden er verse Jacobsschelpen kopen voor s’avonds bij het diner. Jammer.
Later hebben we ze gekocht in de supermarkt in Rue Gallieni. Die club heeft een perfecte visafdeling dus kun je er altijd wel terecht voor iets lekkers.


Het beroemde Salerskoeienvlees heerlijk door Daniel bereidt
Het was weer heerlijk bij Margriet en Daniel te zijn. De derde keer in 6 weken.

Donderdag 14 juni Parijs - Vuren
We zijn vroeg op stap gegaan met de fietsen weer achterop de bus en de fietstassen tussen de banken. Na 6 weken zit het er op. We hebben een heerlijke vakantie gehad en voornamelijk omdat we niet de martelaar hebben hoeven uit te hangen. Dat was, is en zou het nog steeds niet waard zijn geweest.

Onze logeernichten hebben ons huis achtergelaten zoals je het terug wil vinden. Spic en span.

Het was heerlijk en het is heerlijk om weer thuis te zijn.